1) Antoon Diemel was een held in de Hongerwinter
2) Dank aan Antoon Diemel
3) Staande ovatie voor Antoon Diemel
4) Antoon Diemel *1916 - †2014
Uit: De Oud-Utrechter, 17 april 2012 - jaargang 3, nr.8
In Utrecht heerste in de oorlogswinter 1944-1945 in veel gezinnen een wanhopige armoede en honger. Door Utrechtse bedrijven, waaronder Douwe Egberts, werden die winter honderden kinderen overgebracht naar veiliger gebieden in Friesland en Groningen..
Antoon Diemel (95) vervoerde in de Hongerwinter van begin 1945 tientallen kinderen van Utrecht naar gastgezinnen in Friesland. Hij vertelt: "Het waren voor de kleine kinderen zware omstandigheden tijdens zo'n nachtelijke tocht. Ze hadden soms nauwelijks warme kleding." In de periode van 19 januari t/m 8 maart 1945 zijn 398 ondervoede kinderen uit Utrecht met behulp van het ‘Interkerkelijk Comité Joure’ in gastgezinnen in Joure ondergebracht. Voor het vervoer dat altijd ’s nachts plaatsvond werden ondermeer auto’s van Douwe Egberts ingeschakeld. In Joure stond destijds de belangrijkste fabriek van Douwe Egberts. Ook kinderen van Utrechtse D.E.-ers werden in gezinnen van Jouster collega’s opgevangen.
'Fabrieksjongen' bij Douwe Egberts in Utrecht
Antoon Diemel (95) is nu ongetwijfeld een van de laatsten, die als chauffeur van de kinderuitzendingen kan getuigen. Diemel was op veertien jarige leeftijd in 1930 als ‘fabrieksjongen’ bij D.E. aan de Keulse Kade in Utrecht begonnen. In het begin van de oorlog werkte hij aan de koffiepakmachine. Hij werd in 1940 op straat opgepakt door de Duitsers en tewerk gesteld op een scheepswerf in Bremen. “Ik moest daar schroeven vastdraaien bij onderzeeboten,” vertelt hij met een glimlach. “Maar in plaats van ze vast te draaien draaide ik ze los. Een collega zei me dat ik snel moest zien te vluchten, want de Duitsers zouden me vanwege sabotage een kogel door mijn hoofd schieten.”
Diemel vlucht en loopt ’s nachts, via slaapplaatsen bij boerderijen, van Bremen naar Utrecht. “Ik ging na een tijdje weer aan de slag bij D.E. aan mijn koffiepakmachine. Alle geproduceerde koffie werd in die tijd door de Duitsers in beslag genomen. In plaats van koffiebonen te verpakken in de juten zakken deed ik er steentjes in. We wisten als collega’s nooit van elkaar of er sabotage werd gepleegd. Dat was veel te gevaarlijk. Als de koffie op vrachtwagens werd ingeladen stond ik op een afstandje met plezier te kijken.”
Nachtelijke transporten
De heer E.D. de Jong, 'mijnheer Egbert' voor zijn personeel, en de latere president-directeur van D.E. ziet wel wat in zijn dappere medewerker. Hij vraagt Diemel voor hem met een personenauto transporten van documenten en personen te verzorgen tussen Utrecht en Joure. “Die transporten moesten altijd ’s nachts plaatsvinden. Ik reed ’s nachts over de smalle wegen zonder licht, want er waren Engelse vliegtuigen die beschietingen uitvoerden, omdat ze er vanuit gingen dat het Duitse transporten waren. Het was soms zo donker, dat ik mijn broer vroeg om op het spatbord te gaan zitten om niet van de weg te raken. Eigenlijk een raadsel dat we altijd veilig door de linies zijn gekomen.”
Er werden ook kinderen uit Utrecht meegenomen met vrachtwagens. “Ik nam ze mee met aardappeltransporten naar Culemborg. De kinderen zaten in de laadbak tussen de aardappelen in. Daar waren altijd twee volwassen begeleiders bij. Het waren zware omstandigheden, maar ze waren doodstil en gaven geen kik". Ze werden op een afgesproken plaats afgezet en daar door mensen van het lokale Interkerkelijk Comité opgehaald en bij gastgezinnen afgeleverd.
Voordat kinderen vanuit Utrecht werden uitgezonden werden ze door een verpleegster gecontroleerd op ‘onreinheid’ en door een arts uitgebreid medisch gekeurd. Ze werden gewogen en gemeten om te bepalen in hoeverre ze ondervoed waren. De kinderen bleven tot na de bevrijding in de gastgezinnen. Ze kwamen vanuit hun ouderlijk gezin in Utrecht in een voor hen onbekend gezin met kinderen waar men niets wist van die ellende. Er is nooit onderzocht hoe de uitgezonden kinderen en de gezinnen waar de kinderen werden opgevangen, dat beleefd hebben.
Risico
De chauffeurs die de transporten met kinderen uitvoerden wisten zelf niet welke organisaties hier achter zaten. “Ik bleek een radertje te zijn in een grote organisatie van nachtelijke transporten en kinderuitzendingen. Er werd onderling nooit over gepraat. Hoe meer je wist hoe meer risico je liep,” zegt Diemel. “Je was jong en eigenlijk wel roekeloos als je het nu bekijkt. Had geen idee welk gevaar je toen liep. Ik kreeg een voorkeurspositie in het bedrijf en het was een eer om dat werk te mogen doen. Het was natuurlijk heel bijzonder dat mijnheer Egbert, mij als gewone koffieverpakker voor belangrijke transporten en kinderuitzendingen inzette.”
Na de oorlog
Antoon Diemel is na de oorlog bij Douwe Egberts door de directie uitgebreid bedankt voor zijn heldenrol. De directie was zich zeker bewust van het grote gevaar dat hij gelopen had. Diemel maakte na de oorlog snel carrière en kreeg een baan op kantoor. Na een vijftig jarig dienstverband gaat hij in 1980 met pensioen. “Ik denk nog vaak terug aan de kinderen die ik heb overgebracht,“ zegt hij. “Je bracht ze weg, maar kwam nooit te weten hoe het met ze is gegaan. Ik hoop dat mensen, die dat hebben meegemaakt, willen reageren. Kinderen van toen zijn nu zo’n zeventig tot tachtig jaar oud.”
Kinderuitzendingen in de Hongerwinter werden vanuit alle grote steden in het westen van Nederland door lokale Interkerkelijke Comités georganiseerd. Totaal zijn er zo’n 50.000 kinderen bij gastgezinnen met name in Groningen en Friesland ondergebracht. Via vertrouwensmensen van het verzet, huisartsen en hulpcomités kreeg men adressen toegespeeld van mensen die dringend hulp nodig hadden. Omdat de hele operatie zich in het geheim moest afspelen zijn de kinderuitzendingen alleen bij een kleine groep mensen bekend.